Over hoe het Westen naar Japan kijkt, bestaan al talloze films en romans. Stripauteur Ilah pakt het anders aan: ze maakte een eigenzinnige, geïllustreerde handleiding over hoe Japan écht is, voorbij de clichés. Japan zelf is moeilijk een grensgebied te noemen, maar haar boek is dat des te meer.

 

“Eerste Hulp bij Japan” staat boordevol weetjes en observaties. Wat was voor jou de aanleiding om dit boek in deze vorm te maken, in plaats van een nieuwe strip?

Het idee ontstond nadat ik, na enkele reizen naar Japan, vaak vragen kreeg van vrienden en kennissen die ernaartoe zouden gaan. Ik merkte dat ik, wanneer ik hen antwoordde, enthousiast bleef schrijven, vooral over de gedragsregels en gewoonten die zo anders zijn dan bij ons. Die fascineerden me soms nog meer dan al het moois dat er te zien is. 

Daarnaast ben ik nogal een schetsboektekenaar, of beter gezegd: een schetsboekvuller. Dat doe ik sowieso, en zeker wanneer ik reis. Dus kwam ik altijd met één of twee volgetekende en volgeschreven schetsboeken uit Japan terug naar huis. Op een bepaald moment groeide de goesting om dat allemaal te combineren en er een boek van te maken.

Excuses aanbieden is iets typisch Japans: je excuseert je daar voor zowat alles.

Ik heb ook nooit het gevoel gehad dat ik in één bepaald hokje pas. Ik kijk graag, ik schrijf graag en ik maak al tekenend beelden. Een boek in deze vorm leek me dus logisch. Voor De Morgen had ik ooit al een reeksjes gemaakt over Japan in mijn Cordelia-strip, maar daar had ik niet het gevoel dat ik er genoeg in kwijt kon. Ik wou het misschien tegelijk persoonlijker én universeler maken, niet gebonden aan een personage. 

Bovendien had ik het gevoel dat ik er iets van mijn achtergrond in de filosofie in kwijt kon, zonder dat het iets intellectueels of academisch moest worden, maar eerder een terugkeer naar wat voor mij de eenvoudigste kern van filosofie is: verwondering en de waarom-vraag. Waarom houden mensen iets dat ze je geven met twee handen vast, bijvoorbeeld? Waarom mag je niet roken op straat? Waarom moet je je schoenen uitdoen?

Eerste Hulp bij Japan (Ilah)

De overvloed aan details verraadt dat je Japan door en door kent. Hoe vaak ben je er intussen al geweest, en waar komt die fascinatie vandaan?

Ik denk helemaal niet dat ik Japan door en door ken. Dat lijkt me onmogelijk. Ik ben een gaijin, spreek en versta maar een handvol Japanse woorden en kan twee van hun drie schriftsystemen lezen, en dan nog op het niveau van een kleuter. Maar dat is niet erg, dat ís gewoon zo.

Ik ben er ondertussen negen keer geweest en keer binnenkort voor een tiende keer terug, precies omdat ik het gevoel heb dat er nog zoveel te ontdekken en te leren valt. Het gekke is dat je, door een ander land of een andere cultuur te leren kennen, ook veel leert over je eigen land en cultuur, door de verschillen te zien, maar ook de onverwachte overeenkomsten. 

Als het aan mij lag, reisde ik de helft van de tijd de wereld rond om te kijken, te luisteren en schetsboeken te vullen, en bracht ik de andere helft thuis door om daar opnieuw in verwondering te vallen en verder te tekenen.

Het boek is opgedeeld in verschillende thema’s, maar één weetje sprong er voor mij uit: dat de Japanse spoorwegen zich publiekelijk verontschuldigen wanneer de gemiddelde vertraging op jaarbasis oploopt tot 54 seconden. Typeert dat volgens jou de Japanner?

Ik denk van wel. Dat plichtsbesef, dat alles zo goed mogelijk willen doen zodat je niemand tot last bent, en zelfs probeert ervoor te zorgen dat anderen mínder last hebben, zit diep verankerd in de Japanse cultuur. Dat is op zich een erg mooi en waardevol streven, maar de keerzijde is natuurlijk dat het ook een grote druk kan leggen op het individu.

Excuses aanbieden is trouwens ook iets typisch Japans: je excuseert je daar voor zowat alles, je zegt zelfs sorry wanneer je iets krijgt of geeft.

Alles wat we met Japan associëren komt voorbij, van theatervoorstellingen en sumo-worstelaars over yakuza tot origami en karaoke, maar ik merkte dat je extra aandacht besteedt aan de geisha. Waarom vond je het belangrijk om dat beeld te nuanceren?

Omdat daar nog altijd veel misverstanden over bestaan. Het geisha-gegeven leunt aan bij de kunsten, niet bij prostitutie. Iemand die zich geisha mag noemen, heeft een intensieve en langdurige opleiding achter de rug in uiteenlopende kunstvormen. Een geisha is in feite een bijzonder verfijnde vorm van entertainer: ze is thuis in literatuur, dans, traditionele muziek, noem maar op, en kruipt in een rol waarmee ze als een volleerde actrice haar publiek vermaakt.

Als je het ergens mee moet vergelijken, zou ik het eerder zien als een exclusieve vorm van privé-theater.

De meer klassieke reisgidsonderwerpen bewaar je voor het slot, en daaruit blijkt dat je een zwak hebt voor Kyoto. Wat maakt die stad voor jou zo bijzonder, en waarom zou elke reiziger ze moeten bezoeken?

Van mij moet niemand iets, behalve misschien Hiroshima of Nagasaki bezoeken, maar Kyoto heeft echt mijn hart gestolen. Natuurlijk moet je de toeristische, platgetreden plekken gezien hebben, en die zijn ook wonderschoon, maar de stad heeft daarnaast nog zoveel meer te bieden.

Er zijn talloze verborgen tempels en schrijnen, je kan er heerlijk eten, er is prachtige natuur, muziek, optredens, bars, festivals, scholen, universiteiten, drukte én stilte. In Kyoto heb je veel meer het gevoel dat er gewoond en geleefd wordt, in tegenstelling tot Tokio, waar vooral gewerkt wordt.

Het is bovendien een stad met veel diversiteit: oude en nieuwe buurten, jonge en minder jonge mensen, Japanners en buitenlanders. Een heerlijke stad om in te verdwalen, en niet zo overweldigend groot als Tokio.

Een van de sterke punten van het boek is de wisselwerking tussen tekst en beeld. Was het moeilijk om die twee in balans te brengen?

Ik vond het heerlijk om te doen. Of het moeilijk was, vind ik eigenlijk niet zo relevant, ik vind vooral dingen lastig die ik tegen mijn goesting moet doen. Dit was gewoon plezierig: een boek van nul vormgeven en al doende leren hoe dat werkt.

Dat ik voltijds werk bij LUCA zorgde er wel voor dat het lang duurde, maar ik heb me echt rot geamuseerd. Ik genoot van het vormgeven van pagina’s, omdat pagina’s en spreads ook beelden zijn, in die zin verschillen ze niet zo veel van tekeningen.

Gelukkig kon ik op het einde rekenen op een vormgever die me ontzettend veel heeft bijgeleerd en het boek beter heeft gemaakt. Ik had bijvoorbeeld de neiging om te veel op één pagina te proppen, terwijl hij me toonde hoe belangrijk het is om ademruimte te geven aan tekst en beeld. Dat was een geweldige samenwerking.

Net zoals het onderzoek trouwens: veel lezen, opzoeken, checken, praten met mensen, ik genoot daar enorm van.

Hetzelfde gold toen ik voor het eerst mijn manuscript liet lezen aan een paar mensen. De vragen en feedback die ik kreeg, waren heerlijk. Eerlijk gezegd had ik dat nog zelden meegemaakt, en het bleek verrassend fijn om kritiek te krijgen en ermee aan de slag te gaan.

Tegen het einde schrijf je: “Het wat banale, doodgewone kan net zo fascinerend zijn, omdat eens er een blik of oor op rust, het doodgewone altijd wat ongewoner wordt.”

Dat is, denk ik, iets fundamenteel eigens aan graag observeren. Volgens mij is niets saai — behalve misschien je eigen blik. Ik vind bijna niks saai en heb zelden, of eigenlijk nooit, het gevoel dat ik me verveel. Ik kan altijd kijken, altijd luisteren en telkens weer iets nieuws ontdekken, tekenen of over nadenken. 

En het fijne aan ouder worden is dat die verwondering niet afneemt, maar juist toeneemt. Je hebt dan wel al meer gezien en gehoord dan vroeger, dus er zijn minder dingen die nog helemaal nieuw zijn, maar je referentiekader is groter geworden. Daardoor kan je meer verbanden leggen en gekke vergelijkingen maken met wat je al kent. Alles wordt daardoor eigenlijk nog vreemder.

Wat ik vooral bedoel, is dat we de neiging hebben om niet meer écht te kijken naar wat er rondom ons gebeurt. We gaan gulzig op zoek naar iets nieuws om te zien of te beleven, terwijl je, als je je blik even op het alledaagse richt en je erop concentreert (wat je als tekenaar of verteller nu eenmaal moet doen), plots ook in het bekende iets ongewoons begint te zien.

Zelfs als kind had ik dat al. Dan kon ik ineens een doodnormaal woord heel vreemd beginnen vinden. Muts, bijvoorbeeld, wat ís dat eigenlijk voor een woord? Dat soort onnozelheden doet me lachen en, bij uitbreiding, graag leven. Of neem een fazant: een prachtig, elegant dier… tot je het ziet vliegen of hoort roepen. Dat is zó wonderlijk belachelijk dat ik er gewoon gelukkig van word.

Zou je deze vorm van “reisgids” opnieuw willen gebruiken voor een ander land of thema? Of staan er eerst andere projecten op de planning?

Tuurlijk zou ik zoiets nog graag doen, voor heel wat andere landen zelfs. Opdrachtgevers welkom! Het lijkt me trouwens ook interessant om zoiets over België te maken, maar dan bedoeld voor buitenlanders.

Op de planning staat dat voorlopig niet. Wel loop ik al een tijdje rond met het idee voor een kinderboek, dus vermoedelijk ga ik me daar de komende tijd mee bezighouden.

Maar plannen… nee, dat doe ik niet graag. Ik begin liever gewoon.

 

Eerste Hulp bij Japan telt 208 pagina’s en werd uitgegeven door Oogachtend.