We gaan in gesprek met de Egyptische architect en designer Sarah Done (°1997) over haar strips, en meer bepaald over haar laatste The Human Blueprint, waarvan we onlangs een fragment publiceerden. Sarah is een veelzijdige kunstenares die al in verschillende landen exposeerde en internationaal meermaals in de prijzen viel. Op onze website kan je ook twee extracten lezen uit haar werk Sension: Dystopia Reimagined: Just Another Day en Self Realisation.
Je hebt in verschillende landen gewoond: Egypte, de Verenigde Staten, Duitsland, de Verenigde Arabische Emiraten en nu België. Op welke manier hebben die plaatsten je artistiek werk beïnvloed, en dan voornamelijk je strips?
Elke plek waar ik heb gewoond, heeft mijn perceptie van ruimte, samenleving en menselijke interactie gevormd. In mijn strips vertaalt zich dat in een gelaagdheid van herinneringen en sferen: hoe mensen zich door de stad bewegen, hoe plekken verhalen dragen, en hoe architectuur op een subtiele manier emoties kan beïnvloeden. Het doet me denken aan The Poetics of Space van Gaston Bachelard's, waarin alledaagse omgevingen niet louter als achtergrond fungeren, maar als bewaarplaatsen van geheugen en verbeelding.
Gebouwen zijn getuigen van levens die zich rondom hen ontvouwen, zonder zelf in te grijpen.
De term archicomic duikt wel eens op in verband met je werk. Kan je toelichten wat die precies inhoudt, en hoe jij vindt dat die bij jouw praktijk past?
Ik zie archicomic eerder als een hulpmiddel dan als een strikt label. Het verwijst naar een manier om architecturale verhalen te vertellen via visuele narratie, waarbij strippanelen de beweging door een ruimte sturen. Architectuur wordt zo niet louter afgebeeld, maar voelt alsof er daadwerkelijk in geleefd wordt. Het werk van Lebbeus Woods is hierbij een belangrijke inspiratiebron: zijn ruimtes zijn experimenteel, maar tegelijk bijna organisch of levend. In mijn eigen werk resoneert de term omdat ik het stripmedium vaak inzet om te onderzoeken hoe architecturale ruimtes de menselijke ervaring vormgeven — en omgekeerd, hoe narratief en designdenken in elkaar overvloeien.
Architecturale elementen spelen een prominente rol in je verhalen, van kluwens elektrische kabels tot stadsplattegronden. Hoe beïnvloeden die elementen het verhaal en de personages?
In mijn werk fungeert architectuur als een actief personage: ze vormt ervaringen en genereert betekenis. Geïnspireerd door Maurice Halbwachs beschouw ik plaatsen als ankerpunten van een collectief geheugen, waarin gedeelde geschiedenis en sociale narratieven samenkomen. In Sension: Dystopia Reimagined weerspiegelt de stad het innerlijke leven van het personage: koud, afstandelijk en vervreemdend. Plaatsen zijn nooit neutraal; ze bepalen hoe personages zich bewegen, waarnemen en zelfs herinneren. In The Human Blueprint benader ik dit vanuit een meer persoonlijk perspectief, door te onderzoeken hoe iemand met een impostersyndroom ruimte anders ervaart. Die innerlijke ontkoppeling botst met de stabiele, sociaal verankerde betekenissen van de omgeving, waardoor de spanning tussen individuele ervaring en het grotere framework van het geheugen rond hem in de verf gezet.
Je refereerde eerder aan gebouwen als ‘stille observeerders’. Kan je toelichten wat je daarmee bedoelt?
Gebouwen zijn getuigen van levens die zich rondom hen ontvouwen, zonder zelf in te grijpen. Ze verzamelen lagen van geschiedenis, geheugen en menselijke activiteit. Door ze in mijn strips ‘stille observeerders’ te noemen, benadruk ik hoe ruimtes, zonder menselijk te zijn, toch het verhaal kunnen waarnemen, erop reageren en het zelfs mee vormgeven.
Je nieuwste strip The Human Blueprint vertelt het verhaal van iemand die worstelt met impostersyndroom. Het is op een open, eerlijke manier gebracht. Welk advies zou je geven aan mensen die zich daarin herkennen? En welk advies zou je jezelf geven aan het begin van die zoektocht?
Het impostersyndroom is niet iets wat je eenvoudig kan wegduwen. Ik kan de bekende adviezen herhalen: geloof in jezelf, vergelijk je niet met anderen, je denkt te veel na, werk gewoon harder. Maar eerlijk gezegd lossen die het probleem zelden echt op. Wat wél helpt, is het gevoel erkennen en toelaten, zonder erdoor verlamd te raken, en toch blijven voortgaan. Mijn advies zou zijn: vecht er niet te hard tegen, maar blijf creëren, blijf handelen.
Tegen mijn jongere zelf zou ik zeggen: maak het, ook als het imperfect is. Iets dat bestaat, hoe onvolmaakt ook, is altijd waardevoller dan een perfect idee dat nooit het daglicht ziet. En minstens even belangrijk: omring je met mensen die in je geloven én je uitdagen. Die extra steun heb je nodig op momenten waarop de twijfel te zwaar wordt.
In de introductie van The Human Blueprint schrijf je dat het een project is dat je nauw aan het hart ligt, en dat je door het af te ronden een stukje van jezelf wilde terugwinnen. Voelde dat ook zo toen het eenmaal af was?
Ja. Er blijft een gevoel van voldoening hangen, ook al betrap ik mezelf er nog steeds op dat ik denk: dit paneel had beter gekund, die lijn mocht langer. Opmerkelijk genoeg neem ik het boek soms opnieuw in gedachten door op momenten dat het impostersyndroom weer opduikt, bijna alsof ik mezelf eraan wil herinneren: Kijk, je hebt dit kunnen doen, dus kalmeer maar, het komt wel goed.
Er hangt een uitgesproken stilte in je strips. In The Human Blueprint schrijf je: “It's quiet here, but not a peaceful quiet. It's the kind that hums behind your eyes, like something's waiting.” Is die emotie iets wat je in al je werk wil uitdrukken, of is ze specifiek voor deze strip?
Ik merk dat ik van nature neig naar gevoelens die moeilijk in woorden te vatten zijn. Die stille spanning keert vaker terug in mijn werk, maar in The Human Blueprint is ze scherper afgelijnd, omdat het verhaal zo persoonlijk is.
In veel van je strips werk je voornamelijk in zwart-wit, soms met spaarzame kleuraccenten. In The Human Blueprint is de strip zwart-wit tot op een cruciaal moment, waarna de kleuren bijna explosief worden. Wat wil je met deze kleurkeuzes uitdrukken?
Zwart-wit is mijn comfortzone. Het biedt helderheid en emotionele resonantie, en richt de aandacht op vorm, compositie en de mentale toestand van de personages. Kleur fungeert eerder als een projectie van innerlijke ervaringen, als een spiegel van de psyche die zich uitstrekt tot in de omgeving. Zo kan ze gevoelens zichtbaar maken die woorden of lijnvoering alleen niet kunnen dragen. Het plots opduiken van intense kleuren in The Human Blueprint staat voor een loslaten, een ontlading van emoties die lange tijd werden ingehouden.
Verschilt je creatieve proces bij het maken van The Human Blueprint van dat van je andere werk?
Het verschil zit vooral in de mate van introspectie. Dit boek is bijna ‘meta’: het reflecteert op het creatieproces zelf. Structureel sluit het aan bij mijn bredere interesses, architecturale storytelling, zwart-witcontrasten en ruimtelijke metaforen, maar inhoudelijk is het veel persoonlijker en gaat het expliciet over identiteit, zelftwijfel en mentale navigatie. Ik zou zeggen dat vooral die persoonlijke laag het onderscheid maakt.
Aan welke andere projecten werk je momenteel, of welke plannen liggen er nog in het verschiet?
Op dit moment ligt mijn focus op het publicatieklaar maken van The Human Blueprint. Daarnaast werk ik aan interieurontwerp als onderdeel van grotere architecturale projecten, waarbij ik strips vaak inzet als een conceptueel instrument. Het stripmedium blijft centraal in mijn artistieke praktijk: het is mijn manier om design, narratief en menselijke ervaring met elkaar te verbinden.