Het Verhoor: Joris Vermassen over Soldaat-Hovenier
25 juni 2025 


Met Soldaat-Hovenier duikt Joris Vermassen in het oorlogsverleden van zijn grootvader, die als jonge soldaat – en later als hovenier – de gruwel van de Eerste Wereldoorlog overleefde. Wat begon met het lezen van een oud dagboek, groeide uit tot een persoonlijke en meeslepende graphic novel over vriendschap, liefde, trauma en hoop. Van de loopgraven aan de IJzer tot een ontmoeting met Claude Monet: Vermassen verweeft historische feiten met fictionele vrijheid en een scherp oog voor menselijke relaties. In dit verhoor vertelt hij over zijn bronnen, zijn tekenproces en de verrassende actualiteit van een verhaal dat zich honderd jaar geleden afspeelt.

door Veerle Devos

Joris, je nieuwe graphic novel Soldaat-Hovenier is gebaseerd op het dagboek van je grootvader. Wat trof je het meest bij het lezen? En hoe vertaalde je die persoonlijke geschiedenis naar fictie?

Ik heb zijn dagboek eigenlijk een beetje geplunderd om er een krachtig historisch verhaal uit te distilleren. Zelfs als het deels fictie is, moet het geworteld zijn in waarheid. Het moet historisch kloppen. Of het nu grotendeels of slechts fragmentarisch op het dagboek steunt, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Ik wil vooral dat het boek iets losmaakt bij de lezer. Stel je voor dat het over honderd, zelfs vijfhonderd jaar nog gelezen wordt… als de planeet dan tenminste nog bestaat! Ik hoop dat toekomstige generaties even stilstaan bij wat zoveel jonge mannen hebben doorgemaakt.

Of het nu grotendeels of slechts fragmentarisch op het dagboek steunt, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Ik wil vooral dat het boek iets losmaakt bij de lezer.

Hoe ben je te werk gegaan bij je onderzoek? Heb je naast het dagboek nog andere bronnen geraadpleegd?

Zeker. Omdat deze oorlog nog relatief recent is, valt er veel te controleren. Zo heb ik bijvoorbeeld de route van mijn grootvader – van de forten rond Antwerpen tot het front achter de IJzer met zijn peloton – nagetrokken. De locaties moesten kloppen. Gelukkig leven we in een digitaal tijdperk: je kunt bijna alles opzoeken – namen, data, dorpen… Ik vind een historisch verhaal sowieso interessanter dan fantasy. Bij fantasy kun je alles verzinnen. Een historische vertelling dwingt tot precisie. Alles – personages, context, dialogen – moet resoneren met waarheid.

Die liederen in het boek komen uit een zangbundel die mijn grootvader gebruikte tijdens zijn legerdienst in 1902. En de scène waarin Aloïs en Raymond poseren: dat is gebaseerd op een authentieke foto. Daarnaast heb ik talloze boeken gelezen en films gezien. The Thin Red Line van Terrence Malick was zeker een invloed. En ik ben trouwens al sinds 2011 met dit boek bezig. Niet onafgebroken, maar het idee rijpte al die tijd. Vorig jaar heb ik het dan in één grote rush afgewerkt – op een moment dat ik eindelijk durfde te vertrouwen op mijn kunnen.

 

De vriendschap tussen Aloïs en Raymond vormt de ruggengraat van het verhaal. Hoe is die relatie ontstaan? En had dat ook te maken met de brieven van je grootvader aan zijn geliefde?

Die band is essentieel. Je zou het zelfs liefde kunnen noemen. Broederliefde. Ik wilde absoluut geen puur oorlogsverhaal maken. Noem het gerust een verhaal over liefde of vriendschap – tegen de achtergrond van een oorlog. Daarom ook de ondertitel: Een liefde tussen hemel en hel.

Eigenlijk heb ik mijn eigen persoonlijkheid gesplitst over twee personages: de losbandige Raymond en de brave, katholieke Aloïs. Raymond wordt soms wel vermeld in de brieven van mijn grootvader, maar zijn karakter heb ik grotendeels zelf ingevuld. Het was heerlijk om met zo’n grofgebekt personage te spelen. Dat gaf lucht aan een vaak zwaar verhaal.
Aloïs is dan weer een soort brave Kuifje. In de eerste versie was hij veel minder braaf – hij ging meteen van bil (lacht). Aanvankelijk schreef ik meer in clichés, maar gaandeweg leerde ik hem echt kennen. Op een bepaald moment moest ik denken aan The Remains of the Day, over een liefde die nooit wordt geconsumeerd. Die tragiek paste beter bij wie Aloïs eigenlijk is.

Je stijl is sober en gevoelig, met veel aandacht voor lichaamstaal. Maar je schuwt ook de gruwel van het slagveld niet. Hoe verbeeld je dat in je tekeningen?

Ik wilde zowel de wreedheid van de oorlog als de lustgevoelens van Aloïs tonen. De scène waarin Raymond wordt neergeschoten vond ik bijzonder moeilijk om te tekenen. Maar dat is juist de kracht van het medium strip: je kunt wreedheid verbeelden op een manier die indruk maakt, zonder expliciet te zijn. Ik heb die scène bewust impressionistisch getekend – licht overdreven – om de impact te vergroten.

 

De lust zit dan weer in de masturbatiescène in het bos. Sommigen vinden dat misschien gewaagd, maar ik vond het noodzakelijk. Het zorgt voor ademruimte, zelfs voor humor. En het toont dat ook een brave Aloïs worstelt met verlangens. Hij is ook maar een mens van vlees en bloed.

Welke technieken en materialen gebruikte je om de donkere oorlogssfeer op te roepen?

Ik wilde een toegankelijk boek maken, maar met karaktervolle tekeningen. Ik begon met potlood – zo’n tachtig pagina’s – maar uiteindelijk is alles digitaal geworden. Alles is getekend op mijn iPad met Apple Pencil. De papiersoort vond ik trouwens cruciaal. Ik koos voor crèmekleurig papier: blauw zou anders te koel worden, zwart te hard. Dankzij digitale inkleuring kon ik die kleurtinten perfect controleren.

 

Doorheen het verhaal gebruik je brieven van Aloïs, maar ook citaten van Rainer Maria Rilke. Waarom net Rilke?

Het boek begint met een gedicht van Rilke, en ik wist: het moet op diezelfde melancholische toon eindigen. Rilke ademt herfst – de vergankelijkheid, het vallen van bladeren. Zijn poëzie sluit perfect aan bij het verhaal. Hij had ook een intense band met de natuur, en die speelt een belangrijke rol in het boek. Zijn citaten geven rustpunten, maar verwijzen ook subtiel naar elementen uit het verhaal. Zoals het hert, dat symbolisch terugkomt in het vers: “Jij dartelt, louter lichte hinde, ik ben het donker bos, het blinde.” 

Op een bepaald moment krijgt Aloïs een boek van Rilke van een oude dame. Daarmee wilde ik tonen dat ‘de Duitser’ niet alleen de vijand is – maar ook erfgenaam van een rijke cultuur.

 

Niet alleen Rilke, maar ook Claude Monet duikt op. Heeft je grootvader hem echt ontmoet? Of is dat artistieke vrijheid?

Het vertrekpunt was altijd: waar verbleef mijn grootvader? Die locaties zie je op de kaart in het boek. Veel van die plekken – zoals Giverny – heb ik zelf bezocht. Als kunstenaar bouw je een wereld. En ik vond het idee van een eenvoudige hovenier die na de oorlog in een soort aards paradijs belandt… prachtig. Of die tuin nu van Monet is of van een andere kunstenaar, maakt niet zoveel uit. Ik hoop dat lezers het lezen als een episch, bijna mythisch verhaal. Maar het is fictie. Al zijn er raakvlakken met de werkelijkheid. Mijn grootvader gaf tuinbouwles bij Port-Villez, en daar werkte ook Achille Van Sassenbrouck – een schilder die effectief Monet bezocht. Dat staat in de  memoires van Achille. Dus ik heb historische feiten en fictie vervlochten tot iets dat had kunnen gebeuren.

 

Je slaat bruggen tussen verleden en heden. Zie je parallellen tussen de oorlogsvlucht van onze (groot)ouders en mensen die vandaag moeten vluchten?

Absoluut. Je ziet hoe Aloïs en zijn geliefde gescheiden worden, hoe soldaten hun familie missen, hoe ze littekens overhouden. Dat is universeel. Vandaag worden opnieuw families verscheurd door oorlog. Je hoeft niet gewond te zijn om te lijden. Die pijn, dat gemis… dat zit in die laatste scène, waarin Aloïs op een bankje zit. Wat is er van hem geworden? Dacht hij nog aan Marie? Hoe was zijn huwelijk?

 

Kunst kan helpen om ons in te leven in anderen. Ik twijfelde lang of ik dit verhaal moest vertellen. Maar toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, wist ik het zeker: dit móét verteld worden. We zijn elkaar aan het ontmenselijken. De brieven van mijn grootvader gaven me houvast. Sommige passages heb ik letterlijk overgenomen. Bijvoorbeeld: “Gisteren zijn er enkele bommen boven ons hoofd gevlogen, één ontplofte op tien meter afstand, zodat de aarde op ons neerdaalde. En wat staat er ons nog te wachten?” Toen ik dat las, slikte ik. En ik dacht: dit is nog steeds de realiteit voor zovelen.

Liggen er nog andere artistieke plannen op je werktafel te wachten?

Soldaat-Hovenier is mijn laatste strip. Ik wilde mezelf bewijzen dat ik een goeie graphic novel kon maken. Ik hoop dat ik daarin geslaagd ben. Ik blijf wel boeken maken – maar niet meer in stripvorm. Daarvoor ben ik te rusteloos, te avontuurlijk ingesteld.

We zijn er zeker van dat het publiek momenteel volop geniet van Soldaat-Hovenier, Joris. We blijven je volgen in alles wat je nog onderneemt. Bedankt voor dit openhartige gesprek.

 

Soldaat-Hovenier telt 472 pagina’s en werd uitgegeven door Borgerhoff Lamberigts.

Bestel Soldaat-Hovenier »
Website Joris Vermassen »







Gerelateerde berichten





More Story

GRID: Open workshop - Gekke Papierbeestjes

Kom knutselen met gekke beestjes! Workshop ‘Gekke Beestjes’ met illustrator Louise De Meester Zaterdag 28 juni | 14u – 16u | Kinderafdeling,...