Het Verhoor: Willy Linthout over Jaren van de Olifant
12 december 2022 


Willy Linthout kan terugblikken op een mooi maar ook bewogen 2022. Na maar liefst veertig jaar neemt hij afscheid van zijn vertrouwde Urbanus strips en laat hij zijn nieuwe reeks De familie Super op ons los. Als kers op de taart neemt hij ons nog eens mee in het diepste van zijn ziel, in de zeer mooie heruitgave en integrale versie van zijn graphic novel Jaren van de Olifant. Tijd om eens bij Willy en zijn vrouw Magda op de koffie te gaan!

door Veerle Devos

verhoor-willy2

Proficiat met de heruitgave van Jaren van de Olifant. Het is een zeer mooi boek geworden. Zeker de cover maakte onmiddellijk een impact op me omdat het heel veel verschillende emoties bevat. Had je zelf veel inspraak in het kiezen van de voorkant van je boek?

Jazeker, ik was er erg tevreden mee. Ik was ook even emotioneel toen ik het boek voor de eerste keer in mijn handen had. De krullen die je ziet stellen mijn zoon voor en de handen zouden de mijne moeten zijn maar ik heb de handen van mijn vrouw uiteindelijk als voorbeeld gebruikt. Ik ben eigenlijk heel lang bezig geweest met die cover. Vooral die handen moesten echt goed zitten. Overal ben ik inspiratie gaan opdoen, zelfs tot in het station van Antwerpen en op de Meir. Ik had even een ware obsessie voor handen. Eigenlijk heb ik maar vijf minuten aan de tekening op de kaft gewerkt. Maar dat is mijn werkwijze. In mijn hoofd bereid ik altijd heel erg lang voor. De tekeningen die je in het boek ziet stonden heel snel op papier, maar ik lag wel de nacht ervoor na te denken over hoe ik mijn pagina moest indelen en hoe ik het verhaal correct op papier kon zetten.

Het is misschien al achttien jaar geleden dat ik Sam verloren ben, maar ik blijf er mee bezig, dat verhaal zal inderdaad nooit af zijn.

Oei, dat klinkt niet bevorderlijk voor je nachtrust.

Oh, maar ik zie het niet als iets negatiefs. Het nadenken gebeurde half slapend (lacht). Het was op dat moment een soort manier van leven voor mij. ‘s Nachts over mijn graphic novel nadenken voelde aangenaam. Ik wilde wegsoezen en er dromend mee in slaap vallen. De dag erop voelde ik me goed en was ik gemotiveerd om mijn gedachten zo snel mogelijk in tekeningen om te zetten. Het moest eruit.

De integrale versie bevat ook een interessant achtergronddossier van Wouter Porterman die met jou en jouw psycholoog een toch wel intens interview aangaat. Dit moet niet altijd gemakkelijk praten  zijn. Laat je je in jouw interviews vaak begeleiden door een therapeute?

Nee, niet echt. Men heeft mij al om een paar duo-interviews gevraagd en dat hoeft niet voor mij.  Maar voor Jaren van de Olifant vond ik het wel zinvol om mijn therapeute te betrekken in het gesprek omdat ik mijn publiek wilde aantonen dat het belangrijk is om hulp te zoeken als je het moeilijk hebt. Maar ik doe het meestal alleen en ik ben eigenlijk ook niet altijd even goed voorbereid op interviews. Ik calculeer een aantal dingen in maar de rest laat ik liever op me afkomen.

 

Eind november gaf ik een lezing over Jaren van de Olifant in het Museum Dr. Guislain te Gent.  Ik werd er uitgenodigd voor een gesprek met rouwtherapeute en auteur Lore Vonck en VRT-journaliste Marjan Temmerman. Het vraaggesprek ging heel spontaan en toen dacht ik even vlot aan mijn signeersessie te beginnen. Ik had eerlijk gezegd familie en vrienden aan mijn tekentafel verwacht maar wat bleek, de helft van de aanwezigen waren ook ouders die hun kind verloren hadden. Sommigen onder hen hadden hun kind nog maar twee weken geleden verloren en ze kwamen mij om hulp vragen. Dat was ongelofelijk zwaar! Zeker omdat er zo’n veertig mensen stonden aan te schuiven voor een tekening en ik  tijdens zo’n signeersessie slechts een kortere tijd aan die personen voor mij kan spenderen. Iedereen begreep dat gelukkig wel maar ik had er ergens zelf hartpijn van dat ik die ouders niet beter te woord kon staan. Ik heb er ook heel hard op gelet dat ik niemand per ongeluk kwetste, want ik weet zelf maar al te goed hoe bepaalde woorden op zo’n moment slecht kunnen binnenkomen.  Ik ben thuisgekomen en ik was er kapot van. Ik heb sindsdien geen potlood meer kunnen aanraken.

Alhoewel ik het boek niet voor een publiek, maar puur voor mezelf getekend heb, begrijp ik dat veel mensen er iets aan hebben. Het biedt troost en herkenning en dat is goed. Ik ben zeker een voorstander van hulp zoeken. Praat, roep, tier of smijt het eruit maar laat je verdriet je niet verteren. Berg het niet op maar geef het een plaats.

Het is tragisch hoe weinig opvangplaatsen er zijn voor jongeren die psychologische hulp nodig hebben. De wachtlijsten op hulp te krijgen zijn, in deze moeilijke tijden, nog nooit zo groot geweest. Heb je het gevoel dat jouw zoon toendertijd voldoende begeleiding heeft gekregen?

Onze zoon had twee jaar eerder reeds een zelfmoordpoging begaan. Alhoewel dat toen al niet zo evident was, wisten we gelukkig vrij snel hulp te krijgen. Hij verbleef een half jaar in een opvang in Melle. Daar heeft hij zeker hulp gekregen maar ik weet niet zeker of het de juiste hulp was. Wat ons vooral  frustreerde is dat we als ouder zo weinig betrokken werden in het herstelproces. Hij was volwassen en dan heb je als vader of moeder nog maar weinig inspraak. Dat was moeilijk.  De familiegesprekken waren eerder kort en onbevredigend. Maar ik besef wel dat je op zo’n moment met een onoplosbaar probleem zit en dan ben je als ouder misschien nooit tevreden. Ik denk dus wel dat we alles gedaan hebben om hem te redden.

Maar je merkt wel dat er een gebrek aan psychologische hulp is. Weet je, ikzelf werd/word ook veel in het hokje van therapeut geduwd. Je kan je niet voorstellen hoe vaak ik op café word aangesproken door mensen die over de problematiek van zelfdoding willen komen praten, die hun verlies met me willen delen.  Ik wil dan eigenlijk gewoon een koffie drinken en mijn krant lezen. Maar ik besef hoe belangrijk het is om op zo’n moment gehoord te worden en dan maak ik meestal wel even tijd voor hen.  Ik  beëindig uiteindelijk vriendelijk het gesprek door hen een kaartje van mijn therapeute te geven.

 

Ik las dat de tekeningen voor Jaren van de Olifant heel vlot uit je potlood verschenen. Maar hoe verliep jouw schrijfproces voor dit intieme verhaal? 

De teksten schreef ik samen met mijn broer maar de synopsis kwam altijd volledig van mij. Het schrijfproces heb ik eigenlijk ervaren als iets dat op mij afkwam. Die hoofdstukken kwamen in me op en ik moest die op papier zetten. Het was een noodzaak om plotseling weer twintig pagina’s te schrijven.  Die eerste acht hoofdstukken zijn op café geschreven,, op een rustige plaats met veel licht. Ik ben een echte caféschrijver, enkel de Urbanus strips tekende ik aan mijn tafeltje thuis. Het schrijven ging heel vlot maar het kon ook alleen maar gebeuren als het verhaal zich opdrong. Er zat soms een hele tijd tussen twee hoofdstukken. In die tussentijd was ik meestal met Urbanus strips bezig.

Lukte het om dat alles te combineren?

Ja hoor, dat is een totaal andere manier van werken en doen. Ik kan beiden aan.

Op het einde van het verhaal, in hel lezen we de woorden ‘Ik zal hier nooit helemaal klaar mee zijn…heb je er ooit aan gedacht om er nog een vervolg aan te breien?

Nee, niet aan de strip, die is af. Maar er zijn nog andere opties om er een vervolg aan te breien ik kan even goed een gedicht maken of een beeld boetseren van mijn zoon. Het is misschien al achttien jaar geleden dat ik Sam verloren ben, maar ik blijf er mee bezig, dat verhaal zal inderdaad nooit af zijn. Ik heb het nodig om aan hem te blijven denken.

Voor Het Jaar Van de Olifant won je De Bronzen Adhemar. Het prijzengeld van deze prestigieuze striptrofee schonk je integraal aan een grote kamer in Shangrila Home, een opvang voor straatkinderen in Nepal. Deze kamer werd ook vernoemd naar je overleden zoon Sam. Heb je nog steeds een goede band met dit mooie initiatief?

Jazeker! De opbrengst van Jaren van de Olifant gaat ook naar Shangrila Home, we financiëren er een kamer voor straatkinderen. Mijn vrouw gaat nog elk jaar naar Nepal om de kinderen te bezoeken. De opvangruimte wordt trouwens uitgebaat door mensen van Antwerpen.  Het is een mooi initiatief dat praktisch volledig ondersteund wordt door vrijwilligers.

Het ligt ons nog steeds erg nauw aan het hart en Magda doet er nog alles aan om hen financieel te ondersteunen.

(Magda, de vrouw van Willy, geeft me een brochure en vertelt me kort even over haar ervaringen).

Er worden zo’n tachtig straatkinderen opgevangen. Het is een groot contrast. In Shangrila Home lopen de kinderen er in mooie kledij en krijgen ze liefde, als je er langs de straten loopt of in de bergen rondtrekt is het triest om te zien hoeveel minderjarigen er in armoede leven. Ook kinderen met een handicap of kinderen wiens ouders in de gevangenis zitten worden er verzorgd. We blijven er alles aan doen om zowel de kinderen als de vrijwilligers daar zo goed mogelijk te ondersteunen.

 

In 2015 zetelde je samen met Joris Vermassen en Michael Minneboo in de jury van de Plastieken Plunk. Jullie mochten toen een prijs uitreiken voor het beste kortverhaal aan een jonge garde tekenaars. Volg je de nieuwe generatie tekenaars een beetje? 

Of ik jong talent volg? Ik volg alles! Ik ben wel fan van het mooie werk van Brecht Evens. En ik weet niet of ze nog zo jong is maar ik heb ook  werk liggen van de Canadese Julie Doucet, die vorig jaar de grote prijs kreeg op Angoulême. Ik koop ook het blad Stripgids, dat trouwens meer over strips moet gaan en minder over de dingen waar wij het nu bijvoorbeeld over hebben. Schrijf dat maar op (lacht)! Ik blijf fan van het blad, maar ze mogen er gerust wat meer beeldverhalen in publiceren.

Nu je je laatste Urbanus strip getekend hebt, komt er toch een stuk vrijheid terug. Liggen er andere projecten binnen het verschiet?

Momenteel ben ik bezig aan een nieuwe graphic novel Gelukkig worden in acht en half stappen, een samenwerking met Ann Smet.

Ik zal niet mogen vragen waar die acht en half op slaat zeker?

Nee, want dat vraagt iedereen (lacht). Eigenlijk moet ik hem nog een beetje uitvinden die halve stap. Maar ik zit nu al aan honderddertig van de honderdtachtig bladzijden. Dus dat gaat opnieuw vlot!  Maar niets moet, alles mag. Ik teken nu nog alleen maar voor mijn plezier, dat is het enige dat nog telt!

 

Jaren van de Olifant telt 248 pagina’s en is verschenen bij Standaard Uitgeverij.

Bestel Jaren van de Olifant »







Gerelateerde berichten





More Story

Grensgebied: Tomas Redrey over tattoos

Tattoos is een thema die Pulp deLuxe al lang bezig hield. Veel striptekenaars maakten de overstap naar tattoos. Bij Bries...